"Ik werd met enige kennissen in een bananenwagen gestopt..."
Het is 23 mei 1945. Henriette Enthoven-van Lier schrijft vanuit Mont Pèlerin in Zwitserland een brief aan haar familie, waarin ze terugkijkt naar het transport van kamp Westerbork naar Theresienstadt en haar aankomst in dit getto.
In kamp Westerbork behoorde zij tot de groep van de gedoopte Joden. Ze had in het kamp al twee verjaardagen in ‘gekozen’ eenzaamheid gevierd. Ze had vele onbekenden, bekenden en familieleden zien vertrekken. Zelf was dacht ze op basis van haar gedoopte status vrijgesteld te zijn van dit lot en hoopte ze tot het einde van de oorlog in kamp Westerbork te kunnen blijven.
In de nacht van 3 op 4 september 1944 kreeg zij echter te horen dat ze zich klaar moest maken voor deportatie naar Theresienstadt. De hele nacht was ze bezig met pakken. De volgende ochtend werd ze onder begeleiding van de Joodse ordedienst naar de trein begeleid. De bagage werd op karren gegooid en in de stromende regen voor de trein gereden. Toen Henriette bij haar wagon aankwam trof ze een ruimte aan dat zo vol met koffers en bagage was, dat er voor de mensen haast geen ruimte meer was.
“Ik werd met enige kennissen in een witte bananenwagen gestopt. We moesten een hangplek vinden tussen de rugzakken en koffers. We hadden brood voor twee dagen meegekregen en er stond een ton met water en een ton voor behoeften midden in de wagon. Toen ik ‘zat’ en rondkeek telde ik 64 personen en toen onze coupé gesloten werd met een ijzeren bout van buiten merkte ik dat de wagon hermetisch afgesloten was en er geen kiertje open was om lucht of licht binnen te laten. Daar de wagen witgekalkt was, hadden we een beetje schemerlicht (…)”
Henriette kreeg tijdens het transport last van haar hart. Ze moest gaan liggen, echter daar was geen plaats voor. Ze heeft zich toen maar gewoon laten vallen en bleef zo een uur liggen. In de nacht kwam de trein in Theresienstadt aan. Het viel niet mee om de kleren en de bagage bij elkaar te rapen. De mensen waren half gek geworden en gaven elkaar geen ruimte. Toen de trein stilhield werden de ijzeren deuren met een ruk geopend en werd er geschreeuwd uit te stappen. Henriette had net het hoognodige kunnen aantrekken, echter haar mantels, dekens en handtassen kon ze niet vinden en ze kreeg geen tijd om het te zoeken. De rest van de nacht moest ze op de grond van een gebouw doorbrengen totdat ze werd geregistreerd en in de Hamburgerkazerne werd ondergebracht.
Begin februari 1945 werd Henriette met een groep uitgewisseld naar Zwitserland. Ze slaagde erin met haar zwakke gezondheid kamp Westerbork en Theresienstadt te overleven. In Zwitserland kon ze weer bijkomen en uitrusten en de ellende van bijna twee jaar kamp achter zich laten. Ze keek er naar uit om terug te gaan naar haar geboorteland en haar familie. Echter op 23 juli 1945 ontvingen haar kinderen van de Nederlandse gezant te Bern een telegram met de mededeling dat Henriette tijdens het inpakken van haar bagage voor de terugreis naar Nederland aan een beroerte was overleden.
Meer informatie
Dit verhaal werd opgetekend door conservator Guido Abuys. Meer over de familie Enthoven is te vinden in het boek Kroniek van het geslacht Enthoven (Zutphen 1991).
