Centrale Keuken
De Centrale Keuken van kamp Westerbork was ondergebracht in een gebouw van circa 85 meter bij 18,5 meter dat samengesteld was uit drie aaneengesloten barakken met de nummers 28, 29 en 30. Vanaf eind 1942 bestond de keuken uit vier afdelingen: een vleeskeuken waar het warme eten voor de reguliere barakken werd gekookt, een melkkeuken waar thee, melk, kindervoeding en koffie kon worden afgehaald, een aardappelkeuken en ten slotte een levensmiddelenmagazijn. In de periode november 1942 tot september 1944 werkten er in de keuken – uitgezonderd de aardappelkeuken – zo’n 50 tot 100 mensen in een drieploegenstelsel onder leiding van een Joodse en niet-Joodse chef-kok. Hoewel het voedsel ‘eentonig’ en ‘smakeloos’ was, was de hoeveelheid voeding in zijn algemeenheid voldoende. Levensbedreigende hongersnood is er in kamp Westerbork tijdens de oorlog niet geweest. Ook na de bevrijding bleef de Centrale Keuken van kamp Westerbork in de barakken 28, 29 en 30 gehuisvest. Met de intrede van de zelfzorgregeling in 1956 verloor de Centrale Keuken echter haar nut. Het gebouw waar de Keuken sinds 1939 in had gefungeerd werd verbouwd en kreeg een nieuwe functie.